In 1960 kwam een nieuw type standaard bus bij de G.T.W. in dienst.
Het was de VB10 van Verheul, eerst met een aandrijving van M.A.N. (Maschinenfabrik Augsburg Nürnberg), vanaf 1961 van A.E.C. (Associated Equipment Company).
De in 1960 in dienst gestelde wagens uit de serie G.T.W. 601 - 615 bestonden
alleen uit M.A.N. - Verheul wagens.
Deze carrosserieën waren zodanig geconstrueerd dat alle componenten eraan konden worden opgehangen waardoor een afzonderlijk chassis kon vervallen, de zgn. zelfdragende carrosserie.
Dit leverde uiteindelijk een belangrijke gewichtsbesparing op.
Deze als éénmanswagens uitgevoerde bussen waren alle uitgerust met
volautomatische Voith Diwabus-transmissies.
De 601-608 waren voorzien van bladveren, de 609-615 waren rondom luchtgeveerd.
Voorts werden van de Haagsche Tramweg Maatschappij een serie stadswagens overgenomen van het merk A.E.C. Regal Mark III met carrosserieën van Verheul.
Deze wagens waren technisch gelijk aan de G.T.W. A.E.C.’s van 1948 uit de serie 351 - 358.
Afkomstig van de Haagse stadslijnen, waren deze wagens al voorzien van gescheiden in- en uitstapdeuren en derhalve zeer geschikt voor de G.T.W. voor de invoering van de eenmans dienst.
Deze wagens werden geplaatst in de serie G.T.W. 232 - 244 (lijndienst)
en G.T.W. 245 - 248 (MicroDienst Deventer).
